Bevruchting en innesteling

Als een teef loops en dek bereid wordt kan na een dekking door de reu de bevruchting van de eicellen plaatsvinden. Dit gebeurt bij de teef in de eileider. Op dag 8 tot 10 na de bevruchting heeft de bevruchte eicel zich een aantal maal gedeeld en wordt in dat stadium een blastocyst genoemd.

De vrije blastocysten komen vervolgens in de baarmoeder aan waar ze over de baarmoederwand zullen migreren. Dit wordt ook wel spacing genoemd en is een proces dat er voor zorgt dat de verschillende blastocysten zich gelijkmatig over baarmoeder verdelen, zodat elke pup voldoende ruimte heeft om te kunnen groeien.

Op dag 18 tot 20 na de bevruchting nestelen de embryo's zich in de baarmoederwand, dit heet ook wel de implantatie.

Placenta

Er gaat zich een endothelio-choriale placenta ontwikkelen. Bij een endothelio-choriale placenta bevinden zich er vier cellagen tussen de foetus en de moeder. Dit zijn achtereenvolgend de bloedvaten van de moeder(1), het epitheel van het chorion(3), het basale membraan van het chorion(4) en de bloedvaten van de foetus (5). De placenta van de hond behoort verder tot de zogenoemde placenta zonaria, aangezien de placenta in drie verschillende zones kan worden opgedeeld. De transfer zone (1) is de plaats waar stoffen worden uitgewisseld. Daarnaast is een gepigmenteerde zone(2) aanwezig. Deze wordt ook wel de paraplacenta of de groene randzone genoemd. Het is een lokale regio van kleine bloedingen en necrose waar het contact tussen het moederlijke en foetale deel van de placenta heel nauw is. De derde zone heet het allantochorion(3) en is relatief weinig doorbloed.

Vruchtzakken

Verder bevinden zich er twee vruchtzakken rond de foetus: het amnion(AM) en de allantoïs(A). Het allantoïs doet tijdens de dracht dienst als opvangreservoir van foetale urine. Beide waterzakken zorgen voor schokdemping en beschermen dus de ongeboren vrucht. Tijdens de bevalling scheurt de allantoïszak als eerste. Het amnion is het vliesje dat over de pasgeboren pup heen ligt en door de moeder wordt opgelikt.

Ontwikkeling van de foetus

Op dag 35 zijn de typische kenmerken van de foetus zichtbaar en op dag 40 zijn ook de ogen, het haar en het pigment ontwikkeld. De verbening van de botten treedt rond dag 45 op, waardoor de foetus ook op röntgenfoto's te zien zijn.

 De dracht vaststellen

 Fysische veranderingen

          Dag 28: mucoïde afscheiding aan de vulva

          Dag 35: toename van het lichaamsgewicht van de teef en toename van de omvang van de melkklieren

          Dag 40: de toegenomen buikomvang valt op

          Dag 58: melkproductie, gedragsveranderingen en verhoogde eetlust

Helaas is dit een weinig betrouwbare methode, aangezien een zwelling van de melkklieren, melkgift, een verhoogde eetlust en gedragsveranderingen ook bij niet drachtige teven kan worden gezien. Deze teven zijn in dat geval schijnzwanger.

Abdominale palpatie

Het beste is een eventuele dracht vast te laten stellen tussen de 28-32e dag na de dekking. De dierenarts onderzoekt dan de buik van de teef om te voelen of er vruchtblaasjes in de baarmoeder aanwezig zijn. Na dag 32 worden de vruchtblaasjes echter groter en lopen dan weer in elkaar over, zodat de vruchtblaasjes in de buik niet meer te herkennen zijn. Komt men dus te laat voor een drachtdiagnose, dan dient met een andere methode de dracht vastgesteld te worden. Vanaf dag 45 kan door verbening van het skelet van de ongeboren pups echter wel weer door palpatie van de buik een dracht vastgesteld worden.

Zwangerschapstest

Ook voor honden bestaan er zwangerschapstesten. Hiervoor wordt echter, in plaats van urine, het bloed onderzocht. Met een test kit wordt beoordeeld of het zwangerschapshormoon relaxine in het bloed van de teef aanwezig is. Dit hormoon wordt vanaf dag 20 van de dracht door de placenta geproduceerd en kan daardoor de dracht al in een vroeg stadium vaststellen. Soms kan een dergelijke test een vals negatieve uitslag geven. Dit komt doordat de test dan te vroeg is uitgevoerd. In dat geval dient een vroege negatieve uitslag voor de zekerheid 8 dagen later nogmaals herhaald te worden. Medische beeldvorming

Met röntgenfoto's kan vanaf dag 45 de dracht vastgesteld worden. Met echografie kan een zwangerschap bij de teef eerder gesteld worden namelijk, net zoals de relaxine test, vanaf dag 20 van de dracht.

Hoe lang duurt de dracht?

Geteld vanaf de dek datum

De drachtlengte, gemeten na de eerste dekking, is gemiddeld 63 dagen, maar varieert tussen 57 en 72 dagen. Dat is een grote variatie voor een dergelijke korte drachtduur! De lengte van de dracht is afhankelijk van de grootte van het toekomstige nestje. Hoe groter het nest, hoe eerder de pups in foetale nood zullen komen en hoe korter de drachtduur dus zal zijn. Kleinere nesten kennen dus vaak een langere draagtijd, terwijl grotere nesten vaak een kortere draagtijd kennen. Van een te lange drachtduur is sprake wanneer bij een dracht van 1 tot 2 pups de zwangerschap langer dan 76 dagen duurt. Bij een dracht van 3 of meer pups is de dracht verlengd als deze meer dan 71 dagen duurt.

Geteld vanaf de eisprong

De drachtduur wordt echter veel voorspelbaarder wanneer dit gerelateerd wordt aan het tijdstip van de eisprong in plaats van het dek tijdstip. Dit is mogelijk door het progesterongehalte te bepalen. De drachtlengte, gemeten na het moment van ovulatie, is 62 tot 64 dagen. Dit is een veel kleinere variatie dan wanneer geteld wordt vanaf de dek datum (57 -72 dagen). Bij deze methode spreken wij van een te lange dracht als deze meer dan 66 dagen duurt.

Keizersnede

In sommige gevallen kan een keizersnede nodig zijn. Bijvoorbeeld bij brachycefale hondenrassen, die gekenmerkt zijn door hun relatief groot hoofd en smalle heupbeenderen, leidt de bevalling vaak tot geboorteproblemen. Vandaar dat bij deze rassen de pups meestal via een keizersnede ter wereld worden gebracht. De keizersnede wordt in de medische wereld ook vaak SC, C-sectiën of Sectio Caesars genoemd. Het moment van de keizersnede wordt het liefst zo dicht mogelijk bij het moment van de natuurlijke bevalling uitgevoerd.